Uitgelicht

Inleiding

Deze website beschrijft enkele van mijn gedachten over de toepassing van de Participatiewet in de gemeente Utrecht. Mijn commentaren op de uitvoering van het bijstandsbeleid baseren op persoonlijke ervaringen in een periode van twee jaren gedurende 2021-2023. Ik wil laten zien hoe de concrete uitvoering zich verhoudt tot de intenties van de wet. De gemeente legde mij als bijstandsgerechtigde verplichtingen op, die niet doenbaar waren. De Participatiewet schrijft voor, dat de gemeentelijke klantmanagers maatwerk bieden. In mijn geval slaagden zij hierin niet. De commentaren laten zien, waar de begeleiding tekort schiet.

De website bestaat uit zeven blogs:

Elk van deze blogs laat een bepaald aspect zien, waar de uitvoering van de wet in de gemeente Utrecht onwenselijke gevolgen heeft en schade veroorzaakt, althans bij mij.

De eerste blog laat zien, dat de regels in de Participatiewet op zich al tamelijk hardvochtig zijn. De gemeente Utrecht kan dit niet veranderen.

Ik vind de tweede blog, over de plichten volgens de Participatiewet, het meest onthutsend. Hier illustreer ik, hoe de gemeente Utrecht mij direct na mijn instroom als bijstandsgerechtigde behandelde op een manier, die niet voldoet aan de wettelijke bepalingen. De intake deed geen poging om mijn arbeidsvermogen te meten. Ik heb indertijd geen bezwaar gemaakt, omdat ik de gemeente vertrouwde. Het is bijzonder pijnlijk, wanneer je later ontdekt, dat je vertrouwen is misbruikt.

De hierna volgende blogs laten zien, dat het moeilijk is om een foutieve inschatting tijdens de intake later alsnog te corrigeren tijdens de uitvoering van de aangeboden gemeentelijke voorziening.

De derde blog legt uit, hoe de gemeente probeert om bijstandsgerechtigden te plaatsen in een extern traject naar werk. De gemeente maakt hierbij misbruik van hun onwetendheid. Deze plaatsing was evident ongunstig voor mij.

De vierde blog laat zien, hoe tijdens het traject naar werk de vrije beroepskeuze wordt ingeperkt. De gemeente streeft naar een snelle uitstroming, en probeert daarom de bijstandsgerechtigde te plaatsen in veel gevraagde beroepen. Hierbij wordt de bijstandsgerechtigde zwaar onder druk gezet.

De vijfde blog is verwant aan de vierde blog. Hier wordt onderzocht of de gemeente Utrecht streeft naar een duurzame uitstroom van bijstandsgerechtigden. Volgens de beleidsvoornemens heeft de gemeente inderdaad deze ambitie. Maar mijn klantmanager oefende druk uit om extreem flexwerk te accepteren, in strijd met het gemeentelijke beleid. Ook hiervan was ik mij indertijd niet bewust.

De zesde blog is enigszins een buitenbeentje, omdat hier kritiek wordt geleverd op de sollicitatie-procedures. Met name wordt ingegaan op het laagdrempelig werven van personeel, wat tegenwoordig wel Open Hiring wordt genoemd. Dit is een riskante werkwijze, omdat de paring niet goed wordt beproefd. Ik werd geplaatst in een functie, die eigenlijk niet ging.

De zevende blog is toegevoegd on enkele andere bronnen van informatie te ontsluiten. Zij zijn afkomstig van de Bijstandsbond, een Amsterdamse zelforganisatie en kenniscentrum. Hun opvattingen zijn nuttig, maar niet per se die van mij.

Heeft u vragen of commentaren? Ik ben bereikbaar via eabakkum(at)yahoo(dot)com.

Andere bronnen

Deze website verdiept zich niet in de algemene ervaringen van bijstandsgerechtigden. De blogs geven alleen een beschrijving en oordeel met betrekking tot mijn eigen belevenissen in de Utrechtse bijstand.

Des al niettemin, bezoekers van mijn website zullen soms zelf bijstandsgerechtigd zijn, en de behoefte voelen om zich breder te oriënteren. Zij zullen, net als ik, ontdekken, dat informatie, adviezen en hulp moeilijk zijn te vinden, en erg versnipperd zijn.

Daarom sluit ik toch deze reeks blogs af met een overzicht van enkele algemene hulpbronnen. Zij zijn allemaal afkomstig van de Amsterdamse Bijstandsbond. Dit is een zelforganisatie en kenniscentrum. Een halve eeuw terug kon je zulke steunpunten vinden in veel grotere steden. Tegenwoordig leiden zij een kwijnend bestaan, en de Bijstandsbond is nu helaas enig in zijn soort.

Hoewel ik deze bronnen nuttig vind, laat ik de verantwoordelijkheid voor de inhoud natuurlijk bij de Bijstandsbond. Bedenk ook, dat Amsterdam altijd een progressief gemeentelijk bestuur had. Je moet vrezen, dat de beschrijving van de Bijstandsbond een zonniger beeld schetst dan gebruikelijk is in sommige andere gemeenten.

De belangrijkste bron van algemene informatie is de Overlevingsgids. De gids behandelt veel voor de hand liggende vragen van bijstandsgerechtigden.

Voorts geeft het Zwartboek cohortaanpak uit 2021 een inventarisatie van klachten bij bijstandsgerechtigden met betrekking tot de opgelegde plichten. De klachten helpen om je eigen ervaringen in een bredere context te plaatsen. De wethouder en de gemeenteraad hebben formeel gereageerd op het Zwartboek. Deze reactie illustreert de positie van de (Amsterdamse) politiek in het debat over rechten en plichten.

De Participatiewet

De Participatiewet formuleert een kader, waarbinnen het gemeentelijke beleid voor uitkeringen moet worden uitgevoerd. Het is natuurlijk positief, dat deze wet een uitkering garandeert aan inwoners in financiële nood. Maar in mijn perspectief biedt de wet verder weinig bescherming aan aanvragers van bijstand, en is in sommige opzichten zelfs hardvochtig. In deze tekst illustreer ik dit met twee aspecten van de wet, die mij bijzonder tegenstaan. Het betreft beperkingen van de vrije beroepskeuze en van de vrije keuze van huisvesting.

Merk op, dat de gemeente Utrecht verplicht is om de Participatiewet uit te voeren. De nu volgende kritiek op de beperkingen van de beroepskeuze en van de vrije huisvesting is dus niet gericht tegen het beleid van de gemeente, maar tegen het beleid van de rijksoverheid en van de wetgevende macht. Ik besteed aandacht aan de wetstekst, omdat het laat zien hoe onaangenaam en kwetsbaar de positie van bijstandsgerechtigden is. Dit plaatst klantmanagers in een positie van macht, die natuurlijk niet mag worden misbruikt.

Volgens artikel 1.b van de Participatiewet moet onder arbeidsinschakeling worden verstaan het verkrijgen van algemeen geaccepteerde arbeid. Volgens artikel 9.1.a moet de bijstandsgerechtigde de arbeidsinschakeling naar vermogen aanvaarden. Tot 2004 verplichtte de Algemene Bijstandswet de aanvrager enkel om passende arbeid te accepteren. Volgens het Burgerlijk Wetboek is passende arbeid alle arbeid, die voor de krachten en bekwaamheden van de werknemer is berekend, tenzij aanvaarding om redenen van lichamelijke, geestelijke of sociale aard niet van hem of haar kan worden gevergd.

De formulering van de Algemene Bijstandswet heeft een historische achtergrond. Van oudsher werd de persoonlijke identiteit gekoppeld aan het beroep. Het beroep werd wel gezien als een persoonlijke roeping. Deze opvatting werd bevestigd door de praktijk. Het was bijvoorbeeld nauwelijks mogelijk om een metaalbewerker om te scholen tot administratief medewerker of winkelbediende.

In de moderne maatschappij zijn de mensen beter in staat tot aanpassing dan vroeger. Daarom werd na 2004 de bijstandsgerechtigde verplicht om ook arbeid te aanvaarden, die niet passend is. Op zich is het inderdaad wenselijk, dat mensen in de bijstand een inschikkelijke houding aannemen. Maar toch vind ik, dat deze nieuwe verplichting niet realistisch is.

Arbeidsinschakeling is niet simpelweg het verrichten van handelingen tegen geld. Loonarbeid is een sociale relatie. Een werkzoekende en een organisatie overleggen samen over een dienstbetrekking, die meerwaarde kan hebben voor beide partijen. Zij lopen allebei een risico bij de arbeidsinschakeling, omdat zij het besluit tot een arbeidscontract moeten baseren op verwachtingen. Immers, men kent elkaar nog slecht. De werkzoekende zal alleen waardevol zijn, wanneer die voldoende gemotiveerd is voor de werkzaamheden. Hierbij spelen allerlei economische, sociale en psychologische factoren een rol. Merk op, dat het begrip passende arbeid in de Algemene Bijstandswet rekening hield met deze factoren.

Een arbeidsinschakeling is altijd een belasting voor de werknemer, omdat die een voldoende prestatie moet leveren in samenwerking met collega’s. Een voorwaarde voor motivatie is, dat de werkzoekende vrij kan kiezen. Hij (of zij) moet het vertrouwen hebben, dat hij goed kan functioneren in de organisatie, zodat zijn welzijn is gegarandeerd. Er moet een immateriële beloning zijn in de vorm van professionele en sociale voldoening.

Motivatie is ondenkbaar, wanneer de bijstandsgerechtigde wordt gedwongen om een willekeurige arbeid te accepteren. Weliswaar stelt de Participatiewet, dat deze plicht rekening moet houden met de persoonlijke vermogens. Maar de inkadering van de wetstekst is zodanig, dat de gemeentelijke klantmanagers geneigd zijn om de plicht tot aanvaarden zwaarder te laten wegen dan de persoonlijke vermogens. De wet dicteert een universele plicht, die de particuliere beperkingen bagatelliseert. Dit plaatst je als bijstandsgerechtigde onder een ongezonde psychologische druk. Uiteraard kan een empathische gemeentelijke klantmanager hier verschil maken.

Mijn tweede kritiek op de Participatiewet betreft de verhuisverplichting. Deze tast de vrije keuze van huisvesting aan. Volgens artikel 18.4.e moet de bijstandsgerechtigde bereid zijn om te verhuizen, indien het college meent dat er geen andere mogelijkheid is voor het naar vermogen krijgen en aanvaarden van algemeen geaccepteerde arbeid. Bovendien moet de belanghebbende een arbeidsovereenkomst met een duur van tenminste een jaar en een netto beloning die ten minste gelijk is aan de voor de belanghebbende geldende bijstandsnorm, kunnen aangaan.

Deze verplichting is recent ingevoerd, namelijk in 2015, op initiatief van minister Asscher en staatssecretaris Klijnsma onder het kabinet Rutte 2. De reden is natuurlijk, dat mensen inderdaad vaak bereid zijn om te verhuizen, wanneer zij daardoor een betere dienstbetrekking kunnen verwerven. Maar ik vind het een denkfout om deze gangbare vrijwillige keuze te vertalen in een verplichting.

Immers, de woonplaats kan voor mensen een onschatbare waarde hebben. Persoonlijke netwerken zijn meestal lokaal. Dit geldt helemaal voor mensen in kwetsbare omstandigheden, zoals financiële nood. De leefbaarheid van hun situatie wordt sterk bepaald door de lokaal opgebouwde sociale ondersteuning.

Omgekeerd veroorzaakt een verhuizing gewoonlijk spanning en onbehagen. Je komt in een nieuwe woning, en in een nieuwe omgeving, waar je de weg niet kent. Bovendien gaat dit gepaard met de extra onkosten voor de verhuizing. Bijna niemand zal dit onbehagen vrijwillig accepteren in ruil voor de zekerheid van een dienstbetrekking van een jaar, met een netto beloning gelijk aan de bijstand.

In mijn omgeving keuren de meeste mensen dit artikel 18.4.e af. Merkwaardiger wijze vindt men het soms toch niet nodig om dit wetsartikel te schrappen, omdat namelijk de plicht een dode letter zou zijn. Indertijd verdedigde PvdA fractielid John Kerskens het artikel juist met deze redenatie. Maar het is enigszins koddig om een wetsartikel in te voeren, wanneer dit naar verwachting ongebruikt zou blijven. Vermoedelijk is dit laatste momenteel inderdaad nog het geval voor de meeste gemeenten. Nieuwe regels worden slechts langzaam gemeengoed.

Maar ik vind het argument vals. Immers, wanneer rechtsliberale partijen lokaal de overhand krijgen, dan zou de verhuisplicht wel degelijk kunnen worden toegepast. De rechtsliberale ideologie hecht weinig waarde aan sociale verbanden, en pleit voor zelfredzaamheid. Ik vind de verhuisplicht een vorm van rechteloosheid voor bijstandsgerechtigden. Bovendien is alleen al de aanwezigheid van dit wetsartikel bedreigend en een psychische last voor hen, ook wanneer het inactief blijft.

Plichten van bijstandsgerechtigden

Veel gemeenten beweren min of meer stellig, dat bijstandsgerechtigden moeten solliciteren. Dit is slechts een halve waarheid. Volgens Artikel 9.1 van de Participatiewet gaat het recht op bijstand inderdaad gepaard met plichten. De gemeente kan met name drie plichten opleggen aan de bijstandsgerechtigde: (a) naar vermogen algemeen geaccepteerde arbeid aanvaarden; (b) meewerken aan sociale activeringen en aan onderzoek naar de eigen mogelijkheden; of (c) onbeloonde nuttige werkzaamheden verrichten.

Het artikel stelt dus, dat de plichten van een bijstandsgerechtigde afhangen van diens arbeidsvermogen. De Participatiewet schrijft niet voor hoe de gemeente een oordeel moet vellen over het individuele arbeidsvermogen van de bijstandsgerechtigde. Volgens p.4 in de richtlijnen voor de Statistiek Re-integratie door Gemeenten (SRG) van het CBS heeft de gemeente wel de plicht om dit arbeidsvermogen van de bijstandsgerechtigde te bepalen.

De SRG richtlijnen onderscheiden vier categorieën van bijstandsgerechtigden (p.7-9). Volgens p.7 kan het arbeidsvermogen worden ingeschat door de gemeente (bijvoorbeeld door de klantmanager), of er kan een keuring worden uitgevoerd door de gemeente of in opdracht van de gemeente.

De Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) heeft in 2010 het rapport Meetlat van Participatie gepubliceerd, waarin de participatieladder wordt gepresenteerd. De participatieladder is een alternatieve methode om het arbeidsvermogen van een bijstandsgerechtigde in te schatten. De VNG beveelt het gebruik van de participatieladder aan, maar legt dit niet op als verplichting. Volgens p.5 omvat de ladder zes categorieën (treden), variërend van geïsoleerd levend (onderste trede) tot betaald werkend (bovenste trede). Volgens p.3 kan de klantmanager het participatieniveau (de trede) bepalen aan de hand van enkele vragen tijdens de intake voor de bijstandsuitkering.

De gemeente Utrecht hanteert niet de participatieladder van het VNG, maar een eigen indeling. Volgens p.46 van het rekenkamer rapport Werken aan Perspectief worden vier arrangementen gebruikt, variërend van maatschappelijk meedoen tot directe toeleiding naar werk. Daarmee lijkt het alsof de gemeente voldoet aan de wettelijke verplichtingen.

Echter, ik heb uit ervaring geleerd dat de Utrechtse realiteit complexer is. In korte tijd moest ik twee keren bijstand aanvragen bij de gemeente Utrecht, namelijk in oktober 2021 en opnieuw in april 2023. In beide gevallen zond de gemeente mij een schriftelijk besluit toe, dat de bijstand toekende, maar mij tevens verplichtte om actief te solliciteren naar werk. Deze verplichting werd dus opgelegd voordat er zelfs maar een intake had plaatsgevonden!

Dit is een merkwaardige zaak. Immers, volgens het rekenkamer rapport bevinden veel bijstandsgerechtigden zich in de onderste treden, en kunnen niet voldoen aan de sollicitatieplicht. Volgens p.51 van het rapport schoolt ruim 60% van de instromende bijstandsgerechtigden zich professioneel bij, of worstelt met fysieke of psychische klachten. Deze groepen blijven langdurig in de bijstand. Volgens p.50 vormen deze mensen, die dus niet direct bemiddelbaar zijn naar werk, zelfs ruwweg 80% van het totale bestand aan bijstandsgerechtigden.

Helaas bevond ik mij in werkelijkheid op de onderste trede qua arbeidsvermogen, die in Utrecht (enigszins verwarrend) arrangement 4 wordt genoemd. Mijn leven is gekenmerkt door een psychische problematiek, die in vaktermen wordt aangeduid als een stoornis in het autistische spectrum. Hierdoor sta ik sinds 1995 permanent buiten het arbeidsproces. Van 1995 tot 2021 heb ik steeds geprobeerd om betaald werk te vinden, helaas tevergeefs.

Natuurlijk is er veel gebeurd in die periode. In 2002 (na zeven jaren werkloosheid) heb ik aan de gemeente Utrecht gevraagd om te mogen werken in de sociale werkvoorziening. Dit werd toen geweigerd, omdat mijn persoonlijkheid hiervoor niet geschikt zou zijn. Indertijd wilde de gemeente, dat ik een keuring zou ondergaan om mijn arbeidsgeschiktheid te bepalen. In de jaren daarna ontwikkelde mijn persoonlijkheid zich wel gunstig, maar kennelijk niet voldoende om betaalde arbeid te verwerven. Professioneel raakte ik helemaal gefocusseerd op werk in het beleidsonderzoek.

In november 2021 kreeg ik na mijn aanvraag voor bijstand een intake bij twee klantmanagers van de gemeente. Ik gaf tijdens de intake een uitvoerige beschrijving van mijn moeizame levensloop. Bovendien was ik toen al (bijna) 65 jaar oud, en dus niet meer bijster flexibel. De klantmanagers veegden mijn uitleg meteen van tafel. De Participatiewet zou verplichten tot solliciteren, werd mij verteld. Ik wist toen niet, dat deze bewering onjuist of onvolledig is. Immers, gezien mijn situatie was mijn arbeidsvermogen duidelijk beperkt. Ik kon niet meer loskomen van het beleidsonderzoek.

Heb ik zelf tijdens de intake aangevoerd, dat mijn arbeidsvermogen begrensd is? Niet expliciet, maar natuurlijk wel impliciet, omdat ik mijn permanente werkloosheid beschreef. Had ik letterlijk moeten aandringen op een meting van mijn arbeidsvermogen? Dat is wel veel gevraagd, want ik kende de Participatiewet slecht. Trouwens, je kunt met recht een goede voorziening verlangen, maar niet per se de meting van je arbeidsvermogen. Ik vind dat hier de klantmanager het initiatief moet nemen, omdat die de voorziening moet aanbieden.

Na de intake werd ik in een intensief sollicitatietraject naar werk geplaatst, dat werd geleid door een uitzendbureau, onder supervisie van de gemeente. Zoals kon worden verwacht, verliep dit dramatisch slecht. Ik had de situatie niet meer in de hand, en raakte mentaal opgebrand. Ik kon niet meer slapen, en meldde dit bij het uitzendbureau. Kennelijk wisten ook de klantmanagers niet meer wat zij moesten doen. Eind januari 2022, dus na twee maanden, beloofde de klantmanager mij een onderzoek naar mijn arbeidsvermogen door een extern bureau. Maar tevens moest ik intensief blijven solliciteren!

In maart 2022 plaatste het uitzendbureau mij nog in een ongeschikte functie bij een werkgever, hoewel mijn arbeidsvermogen nog steeds niet was onderzocht. Vier dagen voor de eerste werkdag van de aangeboden baan kreeg ik eindelijk een oproep voor het gesprek over mijn arbeidsvermogen, bij een extern bureau. Ik zond dit bureau een mail, waarin ik vertelde van de aangeboden baan en vroeg wat ik moest doen. Een antwoord bleef uit. Dus moest ik aan het werk. Na ruim twee maanden ging de plaatsing bij de werkgever echt niet meer. Ik was dermate ontredderd, dat ik enkel ontslag kon nemen.

Als je eenmaal in een verkeerd traject zit, dan kom je in een neerwaartse spiraal. Dit is een ernstige zaak. De communicatie wordt steeds slechter. Zoals ik hier net heb beschreven, werd na de intake niet meer adequaat gereageerd door de gemeente en het ingehuurde uitzendbureau. Het lukte niet meer om de foutieve indeling in het arrangement 1 te corrigeren.

In april 2023 moest ik weer bijstand aanvragen. Het is nauwelijks te geloven, maar tijdens de intake kreeg ik opnieuw een sollicitatieplicht opgelegd. Deze keer weigerde ik natuurlijk, met een verwijzing naar mijn arbeidsvermogen, maar het hielp niets. Wijs geworden door de eerdere ervaring heb ik toen direct bezwaar aangetekend tegen het besluit. En oh wonder: toen mijn bezwaarschrift was ontvangen, kreeg ik van de gemeente het verzoek om het bezwaar in te trekken. Dan zou de verplichting tot solliciteren vervallen. Aldus geschiedde. Overigens werd deze herziening nog steeds niet onderbouwd met een onderzoek van mijn arbeidsvermogen.

Ik vraag mij werkelijk af, of de gemeente heeft begrepen dat haar handelswijze strijdig is met de Participatiewet. Het is wrang, dat ik aanvankelijk een ongemotiveerd vertrouwen had in het gemeentelijke handelen. Het was verstandiger geweest om direct na de intake van november 2021 een advocaat in te huren. In terugblik denk ik ook dat ik in 2023 beter mijn bezwaar had kunnen handhaven. Misschien had de gemeente dan wel geleerd welke plichten de wet feitelijk oplegt.

Uitbesteding

Gemeenten kunnen de uitvoering van de Participatiewet uitbesteden aan private organisaties of aan een openbaar lichaam. Volgens artikel 7.4 van de wet moet de vaststelling van rechten en plichten in handen blijven van een bestuursorgaan (maar niet per se de gemeente zelf). Hetzelfde geldt voor de beoordeling van de persoonlijke situatie.

De gemeente Utrecht begon in 2014 een samenwerking met de uitzendbureau’s Randstad en Tempo Team, met het doel om de begeleiding van bijstandsgerechtigden naar werk uit te besteden. De details van de overeenkomst zijn moeilijk te achterhalen, omdat het een privaat contract betreft. Een offerte laat zien, dat de uitzendbureau’s een vaste beloning krijgen, aangevuld met bonussen (zie p.8). De bonussen zijn hoger naarmate de bijstandsgerechtigde eerder uitstroomt en meer uren gaat werken. Ook wordt een bonus betaald, wanneer meer bijstandsgerechtigden uitstromen. Kennelijk is de uitbesteding vooral economisch gemotiveerd.

De betaling van de uitzendbureau’s verloopt (deels) via een “revolverend” fonds (een draaideur fonds, zie bijvoorbeeld p.401 in de Utrechtse begroting van 2019). Namelijk, de verwachting is, dat het uitzendbureau zal zorgen voor een versnelde uitstroming, en daarmee uitkeringskosten zal besparen voor de gemeente (zie p.9 in de offerte en p.401 van de begroting). Kennelijk wordt een deel van de besparingen gestort in een fonds, waaruit de kosten van het uitzendbureau kunnen worden betaald. Dit wordt wel no cure, no pay genoemd. Feitelijk betaalt de bijstandsgerechtigde zelf het uitzendbureau.

Volgens de Participatiewet zou de gemeente Utrecht alle direct bemiddelbare bijstandsgerechtigden kunnen laten begeleiden door uitzendbureau’s. Maar, voor zover ik kan nagaan, dit is niet het geval. Bijstandsgerechtigden kunnen kiezen of zij willen worden begeleid door uitzendbureau’s of door gemeentelijke klantmanagers.

Wat betekent vrijwilligheid bij de keuze van begeleiding in de praktijk? In december 2021 plaatste de gemeente mij in de Startweek. Dit is een collectieve cursus van drie dagdelen, waarbij de bijstandsgerechtigden tips krijgen voor hun sollicitaties. Tijdens een dagdeel was een vertegenwoordiger van het uitzendbureau aanwezig. Volgens de cursusleiders was begeleiding door het uitzendbureau kansrijk, omdat het bureau de arbeidsmarkt goed kent, en een breed netwerk heeft. Ook zou het uitzendbureau de bijstandsgerechtigden intensief hulp en training bieden.

De bijstandsgerechtigden moesten een wervend verhaal (“pitch”) opstellen, waarmee zij zich aan werkgevers zouden kunnen verkopen. De pitch moest worden gepresenteerd aan de vertegenwoordiger van het uitzendbureau. Omgekeerd vertelde de vertegenwoordiger wat het uitzendbureau te bieden had.

Twee opmerkingen maakten indruk op mij. Ten eerste, de begeleiding door het uitzendbureau zou neutraal zijn. Men zou niet de eigen organisatie bevoordelen. Wat moet je daarvan denken? Opvallend is dat het uitzendbureau mij later via de eigen organisatie een baan zou aanbieden. De cursusleider van de Startweek zei al: “Ze hebben goede contacten met Rijkswaterstaat”. En daar werd ik drie maanden later inderdaad geplaatst. Dit was helemaal niet het type organisatie, waar ik wilde werken.

Ten tweede, de vertegenwoordiger van het uitzendbureau spiegelde mij voor, dat zij bijstandsgerechtigden gemiddeld binnen twee maanden plaatsen bij een werkgever. Ik besefte het indertijd niet, maar dit is een misleidend argument. Immers, ik was intussen 65 jaar oud, en dus slecht bemiddelbaar naar werk. Mijn bemiddeling naar werk zou waarschijnlijk veel tijd vergen. Dat zou het uitzendbureau relatief veel geld kosten. Ik was voor hen een potentiële verliespost, en daarom een “slecht” risico. Eigenlijk zou ik alleen nog plaatsbaar zijn in moeilijk vervulbare vacatures. Dit dwingt het uitzendbureau om extra druk uit te oefenen op mij.

Met andere woorden, de begeleiding door het uitzendbureau heeft nadelen voor slecht plaatsbare bijstandsgerechtigden. Helaas weten die dit zelf niet, omdat zij het contract tussen het uitzendbureau en de gemeente niet kennen. Ook de cursusleiders waarschuwen de bijstandsgerechtigden niet.

Integendeel, tijdens de Startweek krijgen de bijstandsgerechtigden een document te lezen met de volgende teksten: “Gefeliciteerd! (…) Het uitzendbureau heeft een groot landelijk netwerk van aantrekkelijke werkgevers. (…) Vanuit de Startweek bent u geselecteerd om deel te mogen nemen aan een uniek traject richting werk, aangeboden door het uitzendbureau”. Dit is een misleidende bewering, omdat de bijstandsgerechtigde feitelijk zelf betaalt voor het traject.

Uit onwetendheid stemde ik in met de begeleiding door het uitzendbureau. Het traject verliep dramatisch slecht voor mij. Als ik beter was geïnformeerd over deze uitbesteding, dan had ik de begeleiding door het uitzendbureau geweigerd.

Is deze informatie mij onthouden door laksheid of kwade wil? Hoe dan ook, de gemeentelijke benadering staat mij tegen. Ik ben niet alleen een aanvrager van bijstand, maar ook een inwoner van de gemeente. Daarom heb ik recht op eerlijke en onbevooroordeelde informatie door de gemeente.

Vrije beroepskeuze

Artikel 19 van de Nederlandse Grondwet stelt: “Het recht van iedere Nederlander op vrije keuze van arbeid wordt erkend, behoudens beperkingen bij of krachtens de wet gesteld”.

Artikel 9.1.a van de Participatiewet verplicht om “naar vermogen algemeen geaccepteerde arbeid (…) te aanvaarden”. Algemeen geaccepteerde arbeid is werk, dat algemeen maatschappelijk aanvaard is. Dit is inderdaad een beperking van de vrije beroepskeuze bij wet. In beginsel mag de bijstandsgerechtigde geen enkele aanbod van werk weigeren. Er wordt toegevoegd, dat deze plicht naar vermogen moet worden vervuld.

De eerdere blog over de Participatiewet heeft uitgelegd, dat de plicht om algemeen geaccepteerde arbeid te aanvaarden ondoenlijk is. De professionele vaardigheden van een mens zijn nooit algemeen en universeel. De Participatiewet geeft niet aan, hoe het arbeidsvermogen van bijstandsgerechtigden moeten worden bepaald. Volgens de eerdere blog over plichten zou dit uitstekend kunnen gebeuren tijdens de intake door de klantmanagers. Vaak kunnen de klantmanagers zelf een inschatting van het arbeidsvermogen maken. Als bijstandsgerechtigden een fysieke of psychische problematiek hebben, dan zal een externe deskundige moeten worden geraadpleegd.

De bijstandsgerechtigde en de klantmanager maken een verschillende inschatting van het arbeidsvermogen, omdat hun belangen strijdig zijn. De klantmanager zal proberen om het arbeidsvermogen op te rekken, omdat de bijstandsgerechtigde daardoor beter bemiddelbaar wordt. Op p.66 in het rekenkamer rapport wordt gesteld, dat “het zelfvertrouwen en zelfbeeld van uitkeringsgerechtigden aangetast kan raken waardoor mensen niet meer in hun mogelijkheden geloven”. De klantmanager zou dan moeten bijsturen. Deze aanpak wordt wel aangeduid als verwachtingsmanagement (gericht op de bijstandsgerechtigde).

De gemeentelijke website biedt bijstandsgerechtigden hulp aan: “We kijken samen met u naar geschikte vacatures, opleidingen of cursussen. We helpen u met solliciteren”. Tijdens de Startweek vroeg ik wanhopig hoe ik het enorme gat in mijn curriculum vitae moest uitleggen aan werkgevers. De klantmanager vond dit geen probleem, want “dat is persoonlijk”.

In de eerdere blog over uitbesteding beschreef ik hoe ik als bijstandgerechtigde naar werk werd begeleid door een uitzendbureau. Hierbij moest ik een contract tekenen, dat de rolverdeling helder omschrijft. Bij een eerste lezing doet de aanpak denken aan hulpverlening. Bij een nadere beschouwing, en in de praktijk, blijkt dat er ook sprake is van een streng toezicht.

Aldus leest men in het contract: “Het uitzendbureau legt u uit hoe en waar u het beste (vacatures) kunt zoeken”. Natuurlijk gebeurt dit in overleg, maar des ondanks perkt het de vrije beroepskeuze in. Bijvoorbeeld raadde een contactpersoon van het uitzendbureau mij indringend aan om niet meer op zwaardere functies voor hoog opgeleiden te solliciteren.

Voorts stelt het contract: “Het uitzendbureau bespreekt de reacties op sollicitatiebrieven. (…) U krijgt adviezen om een nog beter resultaat te kunnen halen”. Het contactpersoon van het uitzendbureau verzekerde mij, dat tegenwoordig anders wordt gesolliciteerd dan vroeger. Dit wekt een indruk van helpen. Maar feitelijk staat de eigen benadering van de bijstandsgerechtigde ter discussie. Dat was niet zo prettig voor mij, omdat ik zelf een tiental boeken over solliciteren en netwerken had gelezen. Je hebt dan een eigen stijl ontwikkeld.

Bovendien staat in het contract: “Het uitzendbureau beoordeelt uw inzet aan de hand van informatie, die deze van de werkgever krijgt”. Dat kan, maar werkgevers zijn uiteraard vooringenomen en een dubieuze bron, omdat zij eigen belangen hebben. Overigens heb ik gelukkig niet gemerkt, dat het uitzendbureau deze mogelijkheid inderdaad heeft benut.

Zelf ben ik overtuigd, dat netwerken mij de beste kansen op werk bood en biedt. Wegens de langdurige werkloosheid overtuigt mijn curriculum vitae niet meer, en zijn persoonlijke contacten echt nodig. Bovendien ben ik door mijn langjarige focussering op beleidsonderzoek slechts beperkt inzetbaar. Je verliest allerlei andere vaardigheden.

Ik deed het netwerken vanaf 2018, met enthousiasme en overtuiging. Maar het kost veel tijd. De gemeente Utrecht wil, dat je heel intensief solliciteert op advertenties voor vacatures. Om redenen van tijd en energie is het echt onmogelijk om beiden te doen. De gemeentelijke klantmanager verwierp mijn voorstel dat ik al mijn tijd zou besteden aan netwerken, zoals in voorgaande jaren. Kennelijk geloofde zij hier niet in.

Per saldo kom je kennelijk als bijstandsgerechtigde onder een strikt toezicht. Dit toezicht kan knellend en contraproductief worden, wanneer sollicitaties niet snel tot resultaten leiden, zoals bij mij. Het doel van de klantmanager is immers om uitstroming te stimuleren. Ik vond de bijsturing van het solliciteren tenslotte zodanig dwingend en beperkend worden, dat mijn zelfvertrouwen alleen maar verder wordt aangetast. Dat is een akelige neerwaartse spiraal. Ik heb deze aanpak ervaren als demotiverend en ontredderend.

Duurzaam werk

Artikel 19 van de Nederlandse Grondwet stelt: “Het recht van iedere Nederlander op vrije keuze van arbeid wordt erkend, behoudens beperkingen bij of krachtens de wet gesteld”.

Ik behoor tot een generatie, die kon rekenen op een vaste dienstbetrekking. Tot de jaren negentig van de vorige eeuw was flexwerk alleen aanwezig in bijzondere sectoren, zoals de horeca. Sindsdien is vooral in Nederland het aanbod van flexwerk sterk gegroeid. De jongeren van nu beginnen hun loopbaan in een tijdelijk contract. Velen, en vooral vrouwen, werken in deeltijd. Toen ik in 2010 mijn eigen onderneming oprichtte, besefte ik natuurlijk, dat opdrachten tijdelijk zouden zijn. Wel wilde ik klussen zoveel mogelijk ontlopen, en mikte op opdrachten met een looptijd van minstens een half jaar.

Als bijstandsgerechtigde sta je helaas onder druk om concessies te doen aan de baanzekerheid. Je hebt dan weinig te kiezen. Artikel 9.1.a van de Participatiewet verplicht tot het naar vermogen aanvaarden van algemeen geaccepteerde arbeid. De zinsnede “algemeen geaccepteerd” verwijst ook naar de zekerheid in het arbeidscontract. In beginsel mag je flexwerk niet weigeren.

De Participatiewet geeft geen opsomming van flexwerk. Maar algemeen verplichten gemeenten de bijstandsgerechtigden om zich in te schrijven bij uitzendbureau’s. Uitzendbureau’s werken bijna altijd met tijdelijke contracten. Daarnaast is de invulling van verplichte flexibiliteit heel verschillend. Sommigen sociale diensten verplichten tot het accepteren van oproepwerk en extreme deeltijd, zoals contracten van bijvoorbeeld wekelijks enkele uren. Extreem flexwerk is belastend, en gewoonlijk geen vrije keuze. In zulke gevallen laat de gemeente de eigen besparingen prevaleren boven het belang van de bijstandsgerechtigde. Er is geen contractvrijheid meer.

Mensen die jaarlijks meerdere keren in- en uitstromen in de bijstand hebben een marginaal en armoedig leven. Elke keer moeten zij eerst hun opgebouwde spaargeld opmaken, voordat zij opnieuw bijstand kunnen aanvragen. Bovendien zijn zij na uitstroom niet vrij in hun uitgaven. De gemeenten verbieden hen meer uit te geven dan 150% van de bijstandsnorm. Deze regel moet een “verantwoord interen” op de eigen middelen waarborgen. Het bemoeilijkt grote uitgaven zoals voor vakanties in het buitenland. De beleidsregel komt niet letterlijk uit de Participatiewet, maar wordt vastgelegd in bijvoorbeeld een gemeentelijke afstemmingsverordening.

Kennelijk is de rechtsgrond van de beleidsregel artikel 18.2 in de Participatiewet: “Het college verlaagt de bijstand overeenkomstig de verordening, (…) indien de belanghebbende naar het oordeel van het college tekortschietend besef van verantwoordelijkheid betoont voor de voorziening in het bestaan”. Overigens heb ik de 150% regel van intering niet kunnen vinden in de Utrechtse verordeningen. Misschien is zo een vastlegging onnodig, omdat de regel algemeen wordt gebruikt in de bestuurlijke rechtspraak. Dit illustreert nogmaals, hoe moeilijk het voor een bijstandsgerechtigde is om kennis te krijgen van zijn plichten.

De gemeente Utrecht maakt eigen keuzes bij het verplichten van flexwerk. Op p.14 in het coalitie-akkoord voor 2022-2026 wordt beloofd: “De ingezette intensievere begeleiding in de bijstand wordt structureel. Hierbij is de beweging naar duurzaam werk belangrijker dan iemand zo snel mogelijk uit de uitkering krijgen met het risico op snelle terugkeer”.

Vervolgens is natuurlijk de vraag wanneer werk duurzaam is. Eerder is al vermeld, dat de gemeente deels de bemiddeling uitbesteedt aan uitzendbureau’s. In een gedeeld document spreken deze partners op p.3 de intentie uit: “Streven is dat duurzaamheid van de plaatsing minimaal 6 maanden is”. Natuurlijk is een streefdoel niet een verplichting. Anderzijds zijn duurzame plaatsingen natuurlijk gunstig voor de gemeente.

Na mijn instroom in de bijstand in oktober 2021 was ik onwetend over al deze regels en afspraken. Volgens mij was ik niet meer bemiddelbaar op 65-jarige leeftijd, maar de gemeente zag dit anders. In het overleg met het uitzendbureau, dat mij begeleidde, pleitte ik voor een eenmalige en lange plaatsing bij een werkgever. Immers, ik was aan het einde van mijn werkzame leven. Maar al na een maand, begin februari 2022, raadde mijn contact bij het uitzendbureau dringend aan om te solliciteren op tijdelijke banen met een looptijd van enkele maanden. Deze ervaring zou mijn kans op volgende banen vergroten, beweerde ze.

Ik schaam mij om te bekennen, dat ik haar advies heb opgevolgd. Het is natuurlijk onjuist, althans voor ouderen. Op 65-jarige leeftijd ben je vrijwel onbemiddelbaar naar werk. Een tijdelijke baan van enkele maanden verbetert je situatie nauwelijks. Je verliest enkel je recht op bijstand, omdat je weer wat vermogen opbouwt. Bovendien is haar advies strijdig met het gemeentelijke beleid van duurzame uitstroom, en met de ambitie van het uitzendbureau zelf. Het advies is onjuist, misleidend en schadelijk voor mij. Ik ben van mening, dat je als gemeente niet zo mag omgaan met je burgers.

Laagdrempelig inhuren

Deze tekst wijkt enigszins af van de andere teksten op deze website. Het gaat vooral over een sollicitatie procedure via het uitzendbureau, dat mij ook begeleidde naar werk. De kritiek is niet direct gericht op de gemeente Utrecht. Bovendien toets ik nergens aan de wet. Er bestaan geen afdwingbare regels bij het solliciteren. Er zijn natuurlijk wel algemeen aanvaarde gedragsregels – en die ken ik goed.

Namens de Utrechtse sociale dienst regelde het uitzendbureau een detachering bij het ministerie van V&I. Hiermee stroomde ik uit de bijstand. Deze uitkomst laat zien hoe een traject kan ontsporen, wanneer al in de beginfase fouten worden gemaakt. Onder druk solliciteren naar algemeen geaccepteerd werk oversteeg gewoon mijn mogelijkheden.

Tijdens het traject zocht ik administratief werk in de stad Utrecht, met een focus op sociale sectoren zoals de rechtspraak, het onderwijs of de lagere overheden. In het begin was ik mijn tijd helemaal kwijt aan zoeken. Je komt op een volkomen onbekende arbeidsmarkt. Later voerde ik ook telefonisch voorbereidende gesprekken met werkgevers. Na drie maanden had ik gesolliciteerd op 60 vacatures, en even zovele afwijzingen ontvangen.

Feitelijk was ik niet bemiddelbaar naar algemeen geaccepteerde arbeid. Ik had zelfs bij de vacatures, die ik zelf uitzocht, grote twijfels of ik geschikt was. Ik kan gewoon niet zoveel. Het uitzendbureau wil graag dat je je kandidering enthousiast verkoopt. Ik heb dit geprobeerd, en het voelde als zelfverloochening. Daarom was het een kwellende periode.

Halverwege de derde maand wees het uitzendbureau mij op een vacature bij Rijkswaterstaat. Ik zou een informatica project moeten steunen. Ik zou zelf deze vacature nooit hebben uitgezocht. Het leek me sowieso een moeilijk vervulbare vacature, omdat het feitelijk twee functies waren, namelijk administratie en systeem-ontwikkeling. Ik vertelde dit aan de intercedent van het uitzendbureau, en die zag hierin geen probleem.

Ik zou in dienst komen bij het uitzendbureau, en worden gedetacheerd bij RWS. Het was een nul-uren contract op oproepbasis. RWS zou op korte termijn mij kunnen afdanken. Mondeling werd gesuggereerd, dat ik wekelijks 32 uren zou kunnen werken. Dat was inderdaad zo. Maar een geringe baanzekerheid paste niet meer bij mij, wat ik heb verteld aan het uitzendbureau. Kennelijk is deze manier van inhuren gewoon bij sommige ministeries, bijvoorbeeld ook Justitie.

Via Teams had ik een video gesprek met twee RWS medewerkers. Ik meen mij te herinneren, dat ik weinig heb gezegd. Overigens wisten ze wel, dat ik werk zocht als socio-economisch beleidsonderzoeker. Kennelijk vonden ze dit geen probleem. Ook hoorde ik toen, dat de werkplek in Delft was, met een reistijd van bijna anderhalf uur. Dat was het uitzendbureau vergeten om mij te vertellen. Na het gesprek moest ik terugbellen naar RWS, en werd aangenomen.

De hele sollicitatie was extreem laagdrempelig. RWS liep natuurlijk niet veel risico, omdat zij mij snel zouden kunnen afdanken. Ziektekosten zouden voor rekening van het uitzendbureau komen. Het uitzendbureau profiteerde van loonsubsidies, die de overheid betaalt om oude sollicitanten aan het werk te helpen. Het was bijna een vorm van open hiring. Sommigen vinden dit een goed idee, ik niet.

Ik vind open hiring een perverse manier om moeilijk bemiddelbare mensen aan het werk te helpen. De kern van een sollicitatie procedure is nu juist de wederzijdse selectie. De motivatie van de sollicitant en organisatie moet worden getoetst, en vertrouwen moet worden opgebouwd. Het gaat om een wederzijdse herkenning. Gewoonlijk gebeurt dit in diverse gespreksronden, waarbij ook wordt kennisgemaakt met toekomstige collega’s. Al deze onmisbare stappen worden simpelweg weggelaten tijdens open hiring.

Bij gebrek aan afstemming zijn de risico’s groot. En inderdaad verliep mijn plaatsing bij RWS rampzalig. Wat is dit een verschrikkelijke manier om weer aan het werk te moeten. Ik wilde het vier maanden volhouden. Maar al na twee maanden ging het echt niet meer. Ik sliep miserabel, en raakte uitgeput. Feitelijk raakte ik al snel in de burnout fase.

Ik wilde stoppen met een opgeheven hoofd, en nam ontslag. In terugblik had ik mij beter ziek kunnen melden. Dan had het uitzendbureau terecht de ziektekosten moeten betalen. Maar een loopbaan van net twee maanden eindigen op die manier, dat kon ik toen niet opbrengen.