Uitbesteding

Gemeenten kunnen de uitvoering van de Participatiewet uitbesteden aan private organisaties of aan een openbaar lichaam. Volgens artikel 7.4 van de wet moet de vaststelling van rechten en plichten in handen blijven van een bestuursorgaan (maar niet per se de gemeente zelf). Hetzelfde geldt voor de beoordeling van de persoonlijke situatie.

De gemeente Utrecht begon in 2014 een samenwerking met de uitzendbureau’s Randstad en Tempo Team, met het doel om de begeleiding van bijstandsgerechtigden naar werk uit te besteden. De details van de overeenkomst zijn moeilijk te achterhalen, omdat het een privaat contract betreft. Een offerte laat zien, dat de uitzendbureau’s een vaste beloning krijgen, aangevuld met bonussen (zie p.8). De bonussen zijn hoger naarmate de bijstandsgerechtigde eerder uitstroomt en meer uren gaat werken. Ook wordt een bonus betaald, wanneer meer bijstandsgerechtigden uitstromen. Kennelijk is de uitbesteding vooral economisch gemotiveerd.

De betaling van de uitzendbureau’s verloopt (deels) via een “revolverend” fonds (een draaideur fonds, zie bijvoorbeeld p.401 in de Utrechtse begroting van 2019). Namelijk, de verwachting is, dat het uitzendbureau zal zorgen voor een versnelde uitstroming, en daarmee uitkeringskosten zal besparen voor de gemeente (zie p.9 in de offerte en p.401 van de begroting). Kennelijk wordt een deel van de besparingen gestort in een fonds, waaruit de kosten van het uitzendbureau kunnen worden betaald. Dit wordt wel no cure, no pay genoemd. Feitelijk betaalt de bijstandsgerechtigde zelf het uitzendbureau.

Volgens de Participatiewet zou de gemeente Utrecht alle direct bemiddelbare bijstandsgerechtigden kunnen laten begeleiden door uitzendbureau’s. Maar, voor zover ik kan nagaan, dit is niet het geval. Bijstandsgerechtigden kunnen kiezen of zij willen worden begeleid door uitzendbureau’s of door gemeentelijke klantmanagers.

Wat betekent vrijwilligheid bij de keuze van begeleiding in de praktijk? In december 2021 plaatste de gemeente mij in de Startweek. Dit is een collectieve cursus van drie dagdelen, waarbij de bijstandsgerechtigden tips krijgen voor hun sollicitaties. Tijdens een dagdeel was een vertegenwoordiger van het uitzendbureau aanwezig. Volgens de cursusleiders was begeleiding door het uitzendbureau kansrijk, omdat het bureau de arbeidsmarkt goed kent, en een breed netwerk heeft. Ook zou het uitzendbureau de bijstandsgerechtigden intensief hulp en training bieden.

De bijstandsgerechtigden moesten een wervend verhaal (“pitch”) opstellen, waarmee zij zich aan werkgevers zouden kunnen verkopen. De pitch moest worden gepresenteerd aan de vertegenwoordiger van het uitzendbureau. Omgekeerd vertelde de vertegenwoordiger wat het uitzendbureau te bieden had.

Twee opmerkingen maakten indruk op mij. Ten eerste, de begeleiding door het uitzendbureau zou neutraal zijn. Men zou niet de eigen organisatie bevoordelen. Wat moet je daarvan denken? Opvallend is dat het uitzendbureau mij later via de eigen organisatie een baan zou aanbieden. De cursusleider van de Startweek zei al: “Ze hebben goede contacten met Rijkswaterstaat”. En daar werd ik drie maanden later inderdaad geplaatst. Dit was helemaal niet het type organisatie, waar ik wilde werken.

Ten tweede, de vertegenwoordiger van het uitzendbureau spiegelde mij voor, dat zij bijstandsgerechtigden gemiddeld binnen twee maanden plaatsen bij een werkgever. Ik besefte het indertijd niet, maar dit is een misleidend argument. Immers, ik was intussen 65 jaar oud, en dus slecht bemiddelbaar naar werk. Mijn bemiddeling naar werk zou waarschijnlijk veel tijd vergen. Dat zou het uitzendbureau relatief veel geld kosten. Ik was voor hen een potentiële verliespost, en daarom een “slecht” risico. Eigenlijk zou ik alleen nog plaatsbaar zijn in moeilijk vervulbare vacatures. Dit dwingt het uitzendbureau om extra druk uit te oefenen op mij.

Met andere woorden, de begeleiding door het uitzendbureau heeft nadelen voor slecht plaatsbare bijstandsgerechtigden. Helaas weten die dit zelf niet, omdat zij het contract tussen het uitzendbureau en de gemeente niet kennen. Ook de cursusleiders waarschuwen de bijstandsgerechtigden niet.

Integendeel, tijdens de Startweek krijgen de bijstandsgerechtigden een document te lezen met de volgende teksten: “Gefeliciteerd! (…) Het uitzendbureau heeft een groot landelijk netwerk van aantrekkelijke werkgevers. (…) Vanuit de Startweek bent u geselecteerd om deel te mogen nemen aan een uniek traject richting werk, aangeboden door het uitzendbureau”. Dit is een misleidende bewering, omdat de bijstandsgerechtigde feitelijk zelf betaalt voor het traject.

Uit onwetendheid stemde ik in met de begeleiding door het uitzendbureau. Het traject verliep dramatisch slecht voor mij. Als ik beter was geïnformeerd over deze uitbesteding, dan had ik de begeleiding door het uitzendbureau geweigerd.

Is deze informatie mij onthouden door laksheid of kwade wil? Hoe dan ook, de gemeentelijke benadering staat mij tegen. Ik ben niet alleen een aanvrager van bijstand, maar ook een inwoner van de gemeente. Daarom heb ik recht op eerlijke en onbevooroordeelde informatie door de gemeente.

Duurzaam werk

Artikel 19 van de Nederlandse Grondwet stelt: “Het recht van iedere Nederlander op vrije keuze van arbeid wordt erkend, behoudens beperkingen bij of krachtens de wet gesteld”.

Ik behoor tot een generatie, die kon rekenen op een vaste dienstbetrekking. Tot de jaren negentig van de vorige eeuw was flexwerk alleen aanwezig in bijzondere sectoren, zoals de horeca. Sindsdien is vooral in Nederland het aanbod van flexwerk sterk gegroeid. De jongeren van nu beginnen hun loopbaan in een tijdelijk contract. Velen, en vooral vrouwen, werken in deeltijd. Toen ik in 2010 mijn eigen onderneming oprichtte, besefte ik natuurlijk, dat opdrachten tijdelijk zouden zijn. Wel wilde ik klussen zoveel mogelijk ontlopen, en mikte op opdrachten met een looptijd van minstens een half jaar.

Als bijstandsgerechtigde sta je helaas onder druk om concessies te doen aan de baanzekerheid. Je hebt dan weinig te kiezen. Artikel 9.1.a van de Participatiewet verplicht tot het naar vermogen aanvaarden van algemeen geaccepteerde arbeid. De zinsnede “algemeen geaccepteerd” verwijst ook naar de zekerheid in het arbeidscontract. In beginsel mag je flexwerk niet weigeren.

De Participatiewet geeft geen opsomming van flexwerk. Maar algemeen verplichten gemeenten de bijstandsgerechtigden om zich in te schrijven bij uitzendbureau’s. Uitzendbureau’s werken bijna altijd met tijdelijke contracten. Daarnaast is de invulling van verplichte flexibiliteit heel verschillend. Sommigen sociale diensten verplichten tot het accepteren van oproepwerk en extreme deeltijd, zoals contracten van bijvoorbeeld wekelijks enkele uren. Extreem flexwerk is belastend, en gewoonlijk geen vrije keuze. In zulke gevallen laat de gemeente de eigen besparingen prevaleren boven het belang van de bijstandsgerechtigde. Er is geen contractvrijheid meer.

Mensen die jaarlijks meerdere keren in- en uitstromen in de bijstand hebben een marginaal en armoedig leven. Elke keer moeten zij eerst hun opgebouwde spaargeld opmaken, voordat zij opnieuw bijstand kunnen aanvragen. Bovendien zijn zij na uitstroom niet vrij in hun uitgaven. De gemeenten verbieden hen meer uit te geven dan 150% van de bijstandsnorm. Deze regel moet een “verantwoord interen” op de eigen middelen waarborgen. Het bemoeilijkt grote uitgaven zoals voor vakanties in het buitenland. De beleidsregel komt niet letterlijk uit de Participatiewet, maar wordt vastgelegd in bijvoorbeeld een gemeentelijke afstemmingsverordening.

Kennelijk is de rechtsgrond van de beleidsregel artikel 18.2 in de Participatiewet: “Het college verlaagt de bijstand overeenkomstig de verordening, (…) indien de belanghebbende naar het oordeel van het college tekortschietend besef van verantwoordelijkheid betoont voor de voorziening in het bestaan”. Overigens heb ik de 150% regel van intering niet kunnen vinden in de Utrechtse verordeningen. Misschien is zo een vastlegging onnodig, omdat de regel algemeen wordt gebruikt in de bestuurlijke rechtspraak. Dit illustreert nogmaals, hoe moeilijk het voor een bijstandsgerechtigde is om kennis te krijgen van zijn plichten.

De gemeente Utrecht maakt eigen keuzes bij het verplichten van flexwerk. Op p.14 in het coalitie-akkoord voor 2022-2026 wordt beloofd: “De ingezette intensievere begeleiding in de bijstand wordt structureel. Hierbij is de beweging naar duurzaam werk belangrijker dan iemand zo snel mogelijk uit de uitkering krijgen met het risico op snelle terugkeer”.

Vervolgens is natuurlijk de vraag wanneer werk duurzaam is. Eerder is al vermeld, dat de gemeente deels de bemiddeling uitbesteedt aan uitzendbureau’s. In een gedeeld document spreken deze partners op p.3 de intentie uit: “Streven is dat duurzaamheid van de plaatsing minimaal 6 maanden is”. Natuurlijk is een streefdoel niet een verplichting. Anderzijds zijn duurzame plaatsingen natuurlijk gunstig voor de gemeente.

Na mijn instroom in de bijstand in oktober 2021 was ik onwetend over al deze regels en afspraken. Volgens mij was ik niet meer bemiddelbaar op 65-jarige leeftijd, maar de gemeente zag dit anders. In het overleg met het uitzendbureau, dat mij begeleidde, pleitte ik voor een eenmalige en lange plaatsing bij een werkgever. Immers, ik was aan het einde van mijn werkzame leven. Maar al na een maand, begin februari 2022, raadde mijn contact bij het uitzendbureau dringend aan om te solliciteren op tijdelijke banen met een looptijd van enkele maanden. Deze ervaring zou mijn kans op volgende banen vergroten, beweerde ze.

Ik schaam mij om te bekennen, dat ik haar advies heb opgevolgd. Het is natuurlijk onjuist, althans voor ouderen. Op 65-jarige leeftijd ben je vrijwel onbemiddelbaar naar werk. Een tijdelijke baan van enkele maanden verbetert je situatie nauwelijks. Je verliest enkel je recht op bijstand, omdat je weer wat vermogen opbouwt. Bovendien is haar advies strijdig met het gemeentelijke beleid van duurzame uitstroom, en met de ambitie van het uitzendbureau zelf. Het advies is onjuist, misleidend en schadelijk voor mij. Ik ben van mening, dat je als gemeente niet zo mag omgaan met je burgers.