Duurzaam werk

Artikel 19 van de Nederlandse Grondwet stelt: “Het recht van iedere Nederlander op vrije keuze van arbeid wordt erkend, behoudens beperkingen bij of krachtens de wet gesteld”.

Ik behoor tot een generatie, die kon rekenen op een vaste dienstbetrekking. Tot de jaren negentig van de vorige eeuw was flexwerk alleen aanwezig in bijzondere sectoren, zoals de horeca. Sindsdien is vooral in Nederland het aanbod van flexwerk sterk gegroeid. De jongeren van nu beginnen hun loopbaan in een tijdelijk contract. Velen, en vooral vrouwen, werken in deeltijd. Toen ik in 2010 mijn eigen onderneming oprichtte, besefte ik natuurlijk, dat opdrachten tijdelijk zouden zijn. Wel wilde ik klussen zoveel mogelijk ontlopen, en mikte op opdrachten met een looptijd van minstens een half jaar.

Als bijstandsgerechtigde sta je helaas onder druk om concessies te doen aan de baanzekerheid. Je hebt dan weinig te kiezen. Artikel 9.1.a van de Participatiewet verplicht tot het naar vermogen aanvaarden van algemeen geaccepteerde arbeid. De zinsnede “algemeen geaccepteerd” verwijst ook naar de zekerheid in het arbeidscontract. In beginsel mag je flexwerk niet weigeren.

De Participatiewet geeft geen opsomming van flexwerk. Maar algemeen verplichten gemeenten de bijstandsgerechtigden om zich in te schrijven bij uitzendbureau’s. Uitzendbureau’s werken bijna altijd met tijdelijke contracten. Daarnaast is de invulling van verplichte flexibiliteit heel verschillend. Sommigen sociale diensten verplichten tot het accepteren van oproepwerk en extreme deeltijd, zoals contracten van bijvoorbeeld wekelijks enkele uren. Extreem flexwerk is belastend, en gewoonlijk geen vrije keuze. In zulke gevallen laat de gemeente de eigen besparingen prevaleren boven het belang van de bijstandsgerechtigde. Er is geen contractvrijheid meer.

Mensen die jaarlijks meerdere keren in- en uitstromen in de bijstand hebben een marginaal en armoedig leven. Elke keer moeten zij eerst hun opgebouwde spaargeld opmaken, voordat zij opnieuw bijstand kunnen aanvragen. Bovendien zijn zij na uitstroom niet vrij in hun uitgaven. De gemeenten verbieden hen meer uit te geven dan 150% van de bijstandsnorm. Deze regel moet een “verantwoord interen” op de eigen middelen waarborgen. Het bemoeilijkt grote uitgaven zoals voor vakanties in het buitenland. De beleidsregel komt niet letterlijk uit de Participatiewet, maar wordt vastgelegd in bijvoorbeeld een gemeentelijke afstemmingsverordening.

Kennelijk is de rechtsgrond van de beleidsregel artikel 18.2 in de Participatiewet: “Het college verlaagt de bijstand overeenkomstig de verordening, (…) indien de belanghebbende naar het oordeel van het college tekortschietend besef van verantwoordelijkheid betoont voor de voorziening in het bestaan”. Overigens heb ik de 150% regel van intering niet kunnen vinden in de Utrechtse verordeningen. Misschien is zo een vastlegging onnodig, omdat de regel algemeen wordt gebruikt in de bestuurlijke rechtspraak. Dit illustreert nogmaals, hoe moeilijk het voor een bijstandsgerechtigde is om kennis te krijgen van zijn plichten.

De gemeente Utrecht maakt eigen keuzes bij het verplichten van flexwerk. Op p.14 in het coalitie-akkoord voor 2022-2026 wordt beloofd: “De ingezette intensievere begeleiding in de bijstand wordt structureel. Hierbij is de beweging naar duurzaam werk belangrijker dan iemand zo snel mogelijk uit de uitkering krijgen met het risico op snelle terugkeer”.

Vervolgens is natuurlijk de vraag wanneer werk duurzaam is. Eerder is al vermeld, dat de gemeente deels de bemiddeling uitbesteedt aan uitzendbureau’s. In een gedeeld document spreken deze partners op p.3 de intentie uit: “Streven is dat duurzaamheid van de plaatsing minimaal 6 maanden is”. Natuurlijk is een streefdoel niet een verplichting. Anderzijds zijn duurzame plaatsingen natuurlijk gunstig voor de gemeente.

Na mijn instroom in de bijstand in oktober 2021 was ik onwetend over al deze regels en afspraken. Volgens mij was ik niet meer bemiddelbaar op 65-jarige leeftijd, maar de gemeente zag dit anders. In het overleg met het uitzendbureau, dat mij begeleidde, pleitte ik voor een eenmalige en lange plaatsing bij een werkgever. Immers, ik was aan het einde van mijn werkzame leven. Maar al na een maand, begin februari 2022, raadde mijn contact bij het uitzendbureau dringend aan om te solliciteren op tijdelijke banen met een looptijd van enkele maanden. Deze ervaring zou mijn kans op volgende banen vergroten, beweerde ze.

Ik schaam mij om te bekennen, dat ik haar advies heb opgevolgd. Het is natuurlijk onjuist, althans voor ouderen. Op 65-jarige leeftijd ben je vrijwel onbemiddelbaar naar werk. Een tijdelijke baan van enkele maanden verbetert je situatie nauwelijks. Je verliest enkel je recht op bijstand, omdat je weer wat vermogen opbouwt. Bovendien is haar advies strijdig met het gemeentelijke beleid van duurzame uitstroom, en met de ambitie van het uitzendbureau zelf. Het advies is onjuist, misleidend en schadelijk voor mij. Ik ben van mening, dat je als gemeente niet zo mag omgaan met je burgers.

Auteur: Emil Bakkum

Ik ben beleidsonderzoeker in ruste. Eind 2021 moest ik een beroep doen op bijstand bij de gemeente Utrecht. Dit was een onthutsend nare ervaring, die de stimulans is voor deze blog.

Plaats een reactie